‘Kindermishandeling: ik kan er maar niet aan wennen’

Mini-college: kinderoogheelkunde en kindermishandeling

Elsbeth Voskuil is al vijftien jaar oogarts, waarvan dertien jaar kinderoogarts. In eerste instantie wilde ze kinderarts worden, maar een klein chirurgisch vak trok toch meer. Het werd oogheelkunde, ‘omdat het zo’n prachtig vak is’.

‘Je hebt als oogarts te maken met patiënten van alle leeftijden’, begint Voskuil. ‘Ook een mooi aspect: oogheelkunde is een vak waarin je als arts alles zelf doet, van het maken van een echo, stellen van de diagnose tot opereren. Van alle oogoperaties doe ik met name veel scheelzienoperaties.’

Toen Voskuil een jaar of twee als oogarts in het UMCU werkte, vroeg een vertrekkend kinderoogarts of zij die plek wilde overnemen. ‘Dat leek me een mooie uitdaging’, zegt Voskuil. ‘Kinderen zijn ontwapenend en eerlijk. De grootste kunst vind ik altijd om ze voor je te winnen. Het is voor een kind nu eenmaal niet leuk om een scherpe lamp in je ogen te krijgen. Maar als het dan lukt is dat geweldig. Met een beetje zingen en wat andere afleiding kom je vaak een heel eind.’

Het kind in de ogen kijken
Kindermishandeling is een klein, ‘maar belangrijk’, onderdeel in het werk van Voskuil. Per jaar krijgt ze zo’n vijftien keer de vraag van een kinderarts om mee te kijken, in zo’n vijf van deze gevallen is het mis. ‘In het oog zien we afwijkingen die kunnen duiden op kindermishandeling.’ Vaak is er al meer bekend over letsel op het moment dat Voskuil een kind ziet. ‘Dan zijn er bijvoorbeeld al röntgenfoto’s, MRI scans gemaakt, en fracturen of bloedingen in het hoofd geconstateerd. Ze vragen mij om het kind in de ogen te kijken. Altijd als ik dan onderweg ben naar zo’n kindje denk ik: ik hoop maar dat ik geen letsel zie.’ Voskuil is heel eerlijk: het onderdeel kindermishandeling vindt ze het naarst van haar vak. ‘Ik kan er maar niet aan wennen.’

Lees het volledige mini-college hier

15 mrt ’21