Het LECK stelt zo nu en dan drie vragen aan een professional die zich bezighoudt met het thema kindermishandeling. Deze keer bevragen we Nanda Gubbels, SEH-arts in het St. Antonius Ziekenhuis en lid van de commissie kindermishandeling en huiselijk geweld van dit ziekenhuis.
Waarom houd jij je als SEH-arts bezig met het thema kindermishandeling?
‘Omdat ik het een belangrijk thema vind. Dit is een taak die gedaan móet worden. De Spoedeisende Hulp is bij uitstek een plek waar je het verschil kunt maken voor kinderen die thuis mishandeld worden. Je ziet veel letsels voorbijkomen, waarvan het overgrote deel voortkomt uit een ongeluk of een aandoening, maar er is ook altijd een deel waarbij kindermishandeling een rol speelt. Ik voel me verantwoordelijk voor deze kinderen. Een kinderarts in het vorige ziekenhuis waar ik werkte, wees me op dit thema. Hij liet me zien hoe vaak we kindermishandeling laten liggen en hoe belangrijk het is dat we hierop signaleren.’
En welke kennis is voor SEH-artsen dan van belang als het gaat om het signaleren van kindermishandeling?
‘Het is van belang dat je letsels herkent die niet kloppen bij het verhaal dat erbij gegeven wordt. Maar ook: welk letsel past bij welke leeftijd en risicogroep? Werk volgens de index of suspicion; wees je altijd bewust van het feit dat kindermishandeling een mogelijkheid is. Dat betekent natuurlijk niet dat je iedereen van kindermishandeling moet gaan verdenken, maar wel dat je er altijd even bij stil moet staan. Het gaat om het laagdrempelig nadenken erover; laat het gewoon even de revue passeren. Helaas gebeurt dit nog niet altijd. Dat heeft misschien wel te maken met de drukte die er op de SEH-heerst, of met jonge dokters die misschien nog nooit een geval van kindermishandeling hebben gezien. Ik merk ook dat SEH-artsen zich vaak bezwaard voelen om de mogelijkheid kindermishandeling te benoemen. Het voelt toch al gauw alsof je iemand beschuldigt. En de behandelrelatie op de SEH is enorm kort. Je kent de patiënt niet en je kunt je vermoedens zelf niet verder onderzoeken. Je kunt hooguit zeggen: dit is het letsel en dat vind ik verdacht. Daarna moet je het overdragen. Dat kan soms een drempel zijn. Maar als je één keer hebt meegemaakt dat je vermoeden van kindermishandeling toch waar blijkt te zijn, dan weet je dat je er goed aan doet om het wél te benoemen. Pas dan ga je nadenken over hoe het voor zo’n kind moet zijn geweest.’
Kun je een voorbeeld geven van een casus waarin jij het verschil hebt kunnen maken voor een kind?
‘Ik kreeg ooit een kind op de SEH met een gebroken hand. Het verhaal daaromheen was onduidelijk. Het ene moment kwam het door het stoeien, het andere moment werd er gesproken over een vuistslag door de vader. De interactie tussen het kind en de ouders was wel goed, dus ik wist niet echt wat ik ervan moest denken. Het zal wel niet, dacht ik. Tóch deed ik melding bij Veilig Thuis, iets waar ik me bijna een beetje bezwaard over voelde. Achteraf bleek de situatie in dat gezin echt heel problematisch te zijn; er was wel degelijk sprake van kindermishandeling. Daar schrok ik enorm van. Voor hetzelfde geld had ik geen melding gedaan. En dan? Dat is het moment waarop ik mezelf heb voorgenomen om mijn gevoel altijd serieus te nemen en altijd laagdrempelig te melden bij Veilig Thuis. Better safe than sorry. Artsen moeten beseffen dat melden geen beschuldiging is, maar een manier om te kijken hoe je de ander kunt helpen. Je kunt hierin écht een verschil maken. Mijn tip aan collega’s? Overleg met experts. Bijvoorbeeld met iemand van Veilig Thuis of met een arts van het LECK. Zij kunnen verder met jouw vermoedens. Dit stukje hoef je niet alleen te doen, net als de rest van je werk. Als je twijfelt over een bloeduitslag, overleg je immers ook met een specialist.’
11 mei ’21